Overkant van het IJ.

Ik ben Rob, jongste kind van Bertus en Rika Horstmanshof en geboren op 19 september 1956 aan de Fazantenweg 12 in Amsterdam Noord.
Er wordt al langer gewacht op mijn bijdrage aan de FamilyTree en het moest er maar eens van komen.


erik_robbie_1957


Ik ben een nakomertje; mijn vier zussen Lyda, Femma, Henny, Paula en broer Bert zijn behoorlijk ouder.
Dit leeftijdsverschil werd in mijn jeugd duidelijk zichtbaar. Zussen en broer waren vaak weg of gingen hun eigen gang, voor zover toen mogelijk was. Ik zat nog in de box, terwijl zij al uitgingen. Zij praatten over hele andere onderwerpen dan ik.
Begin ’70 was ik alleen thuis met mijn ouders en waren mijn broer en zusters het huis uit.
Ik was met afstand de jongste.

De oudste, Lyda, is 16 jaar ouder dan mij, Henny en Femma zijn 14 jaar ouder en Paula 10 jaar. Erg handig was dit alleen als zij bij de Jamin gingen werken, dan kwam er nogal eens wat snoep en ander snaaigoed voor Robbie mee naar huis. Als Bert dit niet al had opgegeten.
En ongetwijfeld zullen mijn luiers wel eens verschoond zijn door een van mijn zusters; er moest geoefend worden. Mijn vader kennende zal ie dat ook wel opgedragen hebben, zonder een reactie af te wachten.
Geen sprake van dat mijn broer dit zou doen; geen zin in, ben buiten spelen, het stinkt verschrikkelijk en waarschijnlijk zou hij met zo’n luier van zijn broertje gevoetbald hebben.

Voordat ik wat zinnigs kon uitkramen, was mijn oudste zus al bijna 20 en bezig met haar uitzet. Dat was voor mij een hele andere wereld waar ik me niet mee bezig hield.
Ik had mijn step voor de straat en mijn zussen hadden hun fiets op weg naar de dansschool aan het Rembrandtplein of Leidseplein in de binnenstad.
“Overkant van het IJ”, zoals Amsterdam Noord ook wel werd genoemd, was van Amsterdam gescheiden door datzelfde binnen-IJ en moesten mijn zussen wel vóór de laatste pont naar huis terug komen vanuit de binnenstad. Ik heb wel eens van mijn zussen gehoord dat mijn vader ze op zijn fiets opgehaald heeft, omdat de laatste pont niet werd gehaald.
Door het overheersende karakter van mijn vader had ik, evenals mijn broer en zusters, niet veel te zeggen. Ik hád ook niet veel te zeggen; kan ook niet anders op zo’n leeftijd; je wilde alleen maar vreten en spelen.

Van de Fazantenweg in Amsterdam Noord heb ik eigenlijk weinig herinneringen. Wel weet ik nog dat ik vaak op straat speelde met Erik, de zoon van ome Piet en tante Lorre. Mijn ouders speelden met hen vaak klaverjas en liepen gemakkelijk de deur bij elkaar in en uit. Ome Piet schijnt trainer te zijn geweest van voetbalclub De Volewijckers uit Amsterdam Noord.
Ome Piet werkte bij tabaksfirma Gruno en reed in een groene (Gruno..) Volkswagen Kever.
Met mooi weer hesen twee families zich in de Kever en reden we naar het strand in Zandvoort of de Efteling.
In Zandvoort werd een enorme kuil gegraven, de handdoeken werden er in gelegd met flessen water daaronder en liggen maar. Ik schepte het hele strand af, maar eerst werd ik in geolied met Nivea olie die er niet meer vanaf ging. ‘s-Avonds, voordat we weer in de smoorhete auto stapten, moest eerst dat zand, vermengd met Nivea olie van je verbrande rug worden gewreven. Ik weet nog dat dit pijnlijk was. Het zand zat thuis nog in je schoenen.

Helemaal achterin, boven de motor, zaten Erik, zijn zus Emmy en ik. Tante Lorre, mijn moeder, waarschijnlijk ook nog mijn zus Paula en broer Bert zaten op de achterbank en mijn vader naast ome Piet, die natuurlijk reed. De achterwieltjes van de Kever stonden helemaal schuin van het gewicht. Die Kever was trouwens bijna de enige wagen op de Fazantenweg.
Van de ritjes naar en van Zandvoort kan ik me niets meer herinneren. Teveel motorherrie en er zal wel behoorlijk gekeet zijn, daar helemaal achterin de kattebak van de Kever..

Van de kostgangers, die mijn vader in huis haalde om wat meer centen over te houden, heb ik niets mee gekregen en weet er niets van. De woning aan de Fazantenweg zat al vol met 8 gezinsleden, Maupi de rooie kater en dan die kostgangers erbij..  er zal wel niet veel ruimte zijn overgebleven.
In die tijd lag de IJ-tunnel er nog niet en was Noord, of ook wel  “Overkant van het IJ” een apart gedeelte van Amsterdam. Je moest met de Tolhuispont vanaf het Centraal Station naar de Tolhuiskade en ik weet nog dat daar overwegend fietsers en brommers op stonden, slechts weinig auto’s en natuurlijk wel eens een blauwe GVB-bus. Volgens mij weet iedere Amsterdammer uit Noord nog de geur van dieselolie en water te herinneren als hij op de pont stond. Zodra ik ergens diesel en water ruik ben ik in gedachten op de pont.

Ik zal toch ook wel in Noord naar school zijn gegaan, maar dat blijft even blank; moet het navragen. Waarschijnlijk zat ik op een schooltje bij de St. Ritakerk aan de Papaverweg. De Vogelbuurt waar wij woonden, was net zo´n Papendorp als later de Amsterdamse Pijp rond de Vredeskerk: allemaal R.K. met grote gezinnen. Met onze buren van De Leur trokken we veel op.
De zus van mijn moeder, tante Trien en haar man Ome Leo en kinderen Johan, Pim, Leo en Rinus, woonden volgens mij op de Meeuwenlaan. Zij vertrokken, toen ik 1 jaar was, naar Tasmanië.
Verder kan ik me van Noord die grote radio herinneren waarvan ik op de knoppen bleef drukken. Door mijn leeftijd van 4 jaar is er niet veel blijven hangen. Kan ook niet.

Wat nog wel is blijven hangen, zijn de fietsritjes naar het Kinselmeer als het warm weer was. We zaten daar altijd aan de wallekant in het riet, net zo als aan de wallekant van de Amstel, Bosbaan en Beatrixparkslootjes. Op het laatst, rond 1960, zat ik achterop de fiets naar het Kinselmeer en herinner me de zere benen van de bagagedrager en de veertjes van het zadel waaraan ik me moest vasthouden.
Achterop de fiets bij mijn vader gingen we op een zondag naar een voetbalwedstrijd van De Meteoor tegen De Volewijckers. Ik weet het nog precies, want er ontstond halverwege de wedstrijd een vechtpartij onder de toeschouwers. Een echte kloppartij. Paniek en we moesten maken dat we wegkwamen. Gek dat zoiets bijblijft. Ik verzin het niet; het was bij De Meteoor.

Op de Fazantenweg had ik 5 moeders.. Mijn moeder was wel eens ziek, misselijk of spataderen en dan moest een van mijn zussen het van haar overnemen. Dat kwam mijn vader wel goed uit.
Op zondagmiddag werd er eerst met de oude grammofoon naar een opera met Mario del Monaco geluisterd. En vervolgens werd er naar Langs de Lijn geluisterd op de radio. Frits van Turenhout gaf de voetbalstanden door om 16:30 uur stipt. De totokruisjes werden gecontroleerd en het citroentje met suiker stond klaar, dan mocht niemand storen en Robbie moest zijn klep houden. Zonder andere zussen tekort te doen, was mijn jongste zus Paula vaak degene die op mij paste of met de kinderwagen liep. Hoewel, als ik de foto’s bekijk liepen Henny, Femma en Lyda ook wel met mij te zeulen. Althans, voor zover ik dit kan zien, anders hoor ik het wel.
Zo kon Pa rustig luisteren naar de toto uitslagen. Mijn vader moet een vermogen hebben weggedragen naar de toto en de hoogste prijs was iets van ƒ 8,39. Vetpot.

En hadden we dan eens 11 of 12 goed in de toto, dan verwachtten we een enorme prijs, althans, dat liet Pa zo blijken. Dagen in spanning, om uiteindelijk tegen de donderdag te horen dat er 74.394 mede/winnaars waren. Kreeg je zomaar ƒ 3,68 uitgekeerd. Kon ie weer een kartonnen doos Agio Gouden Oogst kopen. Of kwamen die grote sigaren later?
Mijn beide ouders rookten alle twee als schoorstenen. En geen halfzware tabak, maar echte zware shag of pakjes Old Mac en Lexington sigaretten. Gordijnen, plafond en behang moeten op de Fazantenweg goed bruin zijn geweest, maar ja, waar niet? Bijna iedereen rookte in die tijd. De vingers van mijn moeder waren al geel van het tabak, dat kon ik duidelijk zien. “Ja, maar ik inhaleer niet”. Dank je de koekoek, dat deden wij wel met die rook! Op foto’s kun je zien dat er tijdens feestjes stevig op los werd gepaft. Vreemd genoeg rookt nu, voor zover ik weet, geen van mijn zussen of broer. Gelukkig werd dat voorbeeld niet gevolgd. Nou ja, misschien heel soms..

Er werd veel naar de radio geluisterd, maar op de latere foto’s stond toch ook een kleine zwart/wit televisie. Daar werd, samen met enkele buurtkinderen, naar de Dappere Dodo en mevrouw Hannie Lips gekeken.

Wat ik wel vaak van mijn moeder moest aanhoren, was de fik die Bert had gestoken in de gordijnen van de keuken. Zij was begin 1956 in verwachting van mij en rende tijdens de brand met grote sprongen de trap af. Zij schijnt toen gevallen te zijn; uiteindelijk is het met iedereen, én met mij in de buik, goed gekomen. Ik vraag me af of Bert er nog iets van gehoord heeft. Hij mag ’t zeggen..

Op de Fazantenweg speelden we altijd buiten, televisie kwam veel later. Op de foto rechts zie je de kapotte knieën van het vallen of gescheurde broeken.
Deze foto is van het Welpentoernooi van De Volewijckers in 1958 waar Bert in speelde. Ik werd er voor gezet. Bert was een veel betere voetballer dan ik en speelde bij verschillende elftallen, later in het Eerste van Sporting Zuid dat in 1980 AVB kampioen werd.
Ook weet ik nog dat Bert een toernooi, of iets tijdens een loting of zo, had gewonnen en met de hoofdprijs thuis kwam. Van die “prijs” staken twee reuze poten omhoog uit zijn rugzak en liep de kamer in. Ik stel me voor dat er een hoop vrouwengegil en geschreeuw volgde: “Papa! Bertus hep een dood knijn in zijn rugzak!!”
Haha, geweldig, geen idee wat er met dat beest gebeurd is, waarschijnlijk weet Maupi de rooie kater er meer van.

Van de Sinterklaasfeesten heb ik een klein traumaatje overgehouden. Niet dat ze ongezellig waren, absoluut niet, maar het feest werd wel altijd luid aangekondigd met een paar beuken op de wankele deuren. Dat zal die van De Leur wel voor zijn rekening hebben genomen of Ome Piet.

De deuren trilden bijna uit de sponningen en van dit gebeuk kreeg ik het Spaans benauwd.
Regelmatig droomde ik daar nog van.
De foto’s laten wel zien dat het ouderwetse, sfeervolle Sint-Nicolaasfeesten waren. Toon Hermans vertelde er over in “SintNieklaas” en Koot en Bie zongen er over in “toen was geluk heel gewoon”. Waarheidsgetrouw.
Als ik naar alle  foto’s kijk van die periode, dan krijg ik daar een fijn gevoel over.
Ben blij nog van de jaren ’50 te zijn.

In 1961 verhuisden wij naar de Ruysdaelkade 271 in Amsterdam Zuid. Mijn zusters vertelden wel eens dat dit de keuze van mijn moeder was en dat zij hierin haar zin sterk doordreef. Ook dit hoor ik graag.

Op de laatste pagina van een van de oude fotoboeken heeft mijn vader geschreven:


Over de tijd op de Ruysdaelkade kan ik meer zinnigs vertellen, daarover straks in een nieuw bericht. Binnenkort.
De foto’s uit de fotoboeken zal ik van de winter gaan scannen en hier op horstmanshof.eu plaatsen.

 Rob Horstmanshof